De cursus geeft kennis en inzicht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de functie die deze wet heeft. In het bijzonder bij de taakvervulling (bevoegdheden, rol) van de toezichthouder en andere met de uitvoering van de wetgeving belaste medewerkers die werkzaam zijn bij een bestuursorgaan. Bovendien wordt inzicht gegeven in de systematiek, samenhang en causaal verband tussen de Awb en bijzondere wetten die de medewerker van de omgevingsdienst uitvoert. Tevens wordt de cursist bekend gemaakt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur die van evidente betekenis zijn in de uitoefening van de dagelijkse praktijk.
Er worden door de docent praktijkgerichte voorbeelden gebruikt om de theorie beeldend te maken en de cursist op deze manier betrokken te houden bij de materie. Deze aanpak zorgt voor een interactieve cursus.
Na afloop van de cursus zijn de cursisten in staat op een genuanceerde, evenwichtige en adequate manier het bestuursrecht toe te passen en begrijpen zij waar hun handelen op gebaseerd is. Zij zijn in staat bij het functioneren in bestuursrechtelijke situaties een gelijkwaardige gesprekspartner te zijn, ook bij eventuele contacten met advocatuur en juristen. Daarnaast hebben zij inzicht in hun bestuursrechtelijke handelen.
Programma
Inleiding
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Rechts- en wetsystematiek
Systeem AWB
Kernbegrippen
Toekenning bevoegdheden (attributie, mandateren, degeleren)
Begrip toezichthouder
Legitimatiebewijs
Evenredigheidsbeginsel (tevens proportionaliteit en subsidiariteit)
Beperkingen aan bevoegdheden
Betreden van plaatsen
Het betreden van de woning
Inlichtingen vorderen AWB
De cautie (nemo teneturbeginsel)
Inzage van het identiteitsbewijs
Inzage in zakelijke gegevens en bescheiden
Het onderzoeken van zaken
Het onderzoeken van vervoermiddelen
De algemene medewerkingsplicht
De sancties op het niet voldoen aan de vorderingen van de toezichthouder
De ‘tweepetten’ problematiek en legitieme werkwijze
Verschillen straf- en bestuursrecht
De verschillen tussen punitief en reparatoir handhaven
Specifieke leerdoelen
De cursist is bekend met de beginselen van behoorlijk bestuur en onderkent de afbreukrisico’s als deze beginselen worden geschonden;
de cursist is op de hoogte van rechts- en wetssystematiek;
De cursist kent de relevante basisbegrippen van de Awb;
De manieren van toedeling van bevoegdheden zijn bekend;
De cursisten zijn bekend met de verschillen tussen de bestuursrechtelijke bevoegdheden, de bevoegdheden uit de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering
De regels van sfeerovergang (de overgang van bestuurs- naar strafrecht) zijn bekend (meer petten problematiek);
De cursist is bekend met de bestuursrechtelijke bevoegdheden van de AWB en begrijpt dat in de wetgeving die hij/zij uitvoert beperkende en/of aanvullende bepalingen kunnen zijn opgenomen (hierbij zijn wetten die door de toezichthouder of andere functionarissen ten behoeve van het bestuursorgaan worden uitgevoerd uitgangspunt genomen);
De cursist is in staat de bevoegdheden uit de Awb te combineren met de eventuele bevoegdheden uit de bijzondere wet de wordt uitgevoerd.