De strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten van de EU heeft de afgelopen jaren een stevige impuls gekregen door vele nieuwe instrumenten. Die instrumenten hebben de Europese samenwerking in strafzaken – die tot dusver verliep op basis van Raad van Europa-verdragen die tientallen jaren oud waren – sterk vereenvoudigd en gemoderniseerd.
De nieuwste loot aan de stam van de strafrechtelijke samenwerking binnen Europa is ‘Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken’.
Het Europees onderzoeksbevel (EOB) is een beslissing die een officier van justitie of rechter neemt om in het kader van een strafrechtelijk onderzoek bepaalde onderzoeksmaatregel toe te passen in een andere EU lidstaat. Grondgedachte is dat indien conform het nationale recht een bevel is gegeven tot toepassing van de onderzoeksmaatregel, de nationale beslissing in beginsel door buitenlandse autoriteiten wordt erkend en uitgevoerd (het beginsel van “wederzijdse erkenning”).
Het EOB zal worden toegepast in het overgrote deel van zowel de inkomende als uitgaande verzoeken om ‘kleine’ rechtshulp in Nederland. Mede gelet op de toenemende internationalisering van strafzaken is een goed begrip van de werking van het EOB dan ook must voor alle deelnemers in de strafrechtketen.
Deze cursus is bedoeld voor (bijzondere) opsporingsambtenaren, officieren van justitie, advocaten en rechters die meer willen weten over het EOB.
Programma
Aan bod komen onder meer de volgende onderwerpen:
Het bijzondere karakter van het EU recht;
Het beginsel van wederzijdse erkenning;
Wanneer kan een EOB door Nederland worden uitgevaardigd en door wie?
Wanneer kan een EOB door Nederland worden uitgevoerd en door wie?
Rechtsmiddelen;
Dubbele strafbaarheid;
Proportionaliteit;
Weigeringsgronden;
EOB en fundamentele rechten.
Doelgroep
Advocaten
Overheidsjuristen (gemeenten, provincies, rijksoverheid etc.)
Leden Rechterlijke Macht
Leden Openbaar Ministerie
Medewerkers opsporingsdiensten (FIOD, politie etc.)
Toezichthouders
Adviseurs