De strafrechtspraktijk gaat interessante tijden tegemoet. Anders dan in andere rechtsgebieden zijn we in het strafrecht nog niet zo gewend aan rechtstreekse werking van richtlijnen en bemoeienis van het EU Hof van Justitie bij de interpretatie ervan. Met ingang van 1 december 2014 heeft het Hof van Justitie echter volledige jurisdictie gekregen over EU-regelgeving op strafrechtelijk gebied. Op 1 juni 2021 is het Europees Openbaar Ministerie (EOM) van start gegaan. Daardoor spelen het EU recht en het HvJ EU een steeds belangrijker rol in het strafrecht. Ook als het om de ontwikkeling van strafprocessuele waarborgen gaat, een gebied waar voorheen vooral het EHRM de scepter zwaaide.
Dit toenemende belang van het EU recht maakt dat het voor alle bij het strafproces betrokken partijen van belang is te begrijpen hoe het EU recht werkt en wat dit kan betekenen voor de strafpraktijk. Op deze en andere vragen wordt in deze cursus ingezoomd. De focus ligt daarbij op de formele / processuele aspecten van het Unierecht. Ook de wisselwerking tussen de jurisprudentie van de Hoge Raad, het EHRM en het HvJ EU komt in dit verband aan de orde.
De cursus is als volgt opgebouwd:
Hoe ziet de EU-rechtsorde er uit?
De EU en strafrecht: wederzijdse erkenning en procedurele waarborgen
Wanneer komt de EU-rechtsorde in beeld in een concrete strafzaak?
Welke EU-verweren en argumenten kunnen naar voren worden gebracht?
Wie, hoe en waar? Hoe moeten de strafrechter en de andere procesdeelnemers met deze verweren en argumenten omgaan?
De EU-rechtsorde en fundamentele rechten
Deze verschillende onderdelen worden door Jurian Langer & Thom Dieben toegelicht aan de hand van actuele onderwerpen en ontwikkelingen, waarbij ook de ‘procedural safeguards’ richtlijnen (o.a. recht op vertolking en vertaling; recht op informatie; recht op toegang raadsman; onschuldpresumptie en aanwezigheidsrecht) en enkele ‘wederzijdse erkenning’-instrumenten aan bod komen (o.a. Europees executiebevel; en Europees toezichtsbevel). Deze ontwikkelingen worden gekoppeld aan de dagelijkse strafrechtpraktijk, waarbij wordt ingegaan op de andere c.q. nieuwe denkwijze die het EU recht vergt van het OM, de verdediging en de zittingsrechter.
Tot slot wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling dat iedere strafrechter in beginsel Unierechter is, het EU recht moet toepassen en onder omstandigheden verplicht is om prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ EU.
Doelgroep
Advocaten
Toezichthouders
Handhavers
Openbaar Ministerie
Rechterlijke macht
Politie
FIOD
Beoordelingen
Deze cursus wordt beoordeeld met een 8,3.
Reacties van deelnemers :
"Goede introductie in noodzakelijke kennis"
"Zeer nuttig"
"Eye opener voor wat betreft een nog onbekende bron voor verweren in strafzaken"
Toegepast op de praktijk"
"Inleiding in doorwerking van Europees recht"
"Praktisch"
"Erg diepgaand"